Nog voor de nieuwe wet die het ontslagrecht regelt van kracht is op 1 juli, is er al groot verzet. Landbouworganisatie LTO wil graag een sterkere uitzonderingspositie voor seizoenswerkers.
Minister Lodewijk Asscher heeft er een zware kluif aan: het verkopen van de nieuwe wet Werk en Zekerheid als een verbetering van de regels rond het ontslagrecht.
Belangrijkste pijnpunt: de verplichting voor werkgevers om flexwerkers sneller recht te geven op een vast contract kan contraproductief uitpakken. Werkgevers zouden juist geneigd kunnen zijn minder makkelijk flexwerkers aan te nemen, als ze sneller vastzitten aan een vast contract.
Transitievergoeding bij nieuw ontslagrecht
Dit alles speelt ook een rol bij de nieuwe ’transitievergoeding’ die vanaf 1 juli in werking treedt bij ontslag. Punt is vooral de manier waarop deze voor flexwerkers wordt berekend.
Afgelopen februari deed minister Asscher al een concessie, gericht op seizoenswerkers in de horeca en de landbouw. Hij gaf tegenover de Tweede Kamer aan dat tijdelijke contracten van vóór juli 2012 (met daarin een korte onderbreking) niet zullen meetellen voor de transitievergoeding. Ook hoeft de vergoeding niet direct betaald te worden als de werkgever een tijdelijke kracht de garantie biedt dat die na ontslag binnen zes maanden weer aan de slag kan.
Land- en tuinbouworganisatie LTO ziet echter nog steeds beren op de weg en wil een scherpere uitzonderen voor oogst- en seizoensarbeiders, zo meldde onder meer de NOS woensdag. "In de wet is opgenomen dat je heel snel op een vast contract zit als je een onderbreking hebt van korter dan zes maanden. Maar dat willen de medewerkers bij ons die tijdelijk werk hebben helemaal niet", aldus LTO-voorzitter Albert Jan Maat.
Volgens het nieuwe regime is er een onderbreking van zes maanden nodig om te kunnen spreken van een flexcontract. Dit heeft ook gevolgen voor berekeningen waarbij een serie kort op elkaar volgende contracten als een ‘keten’ wordt gezien. Asscher heeft al toegezegd hieraan te gaan sleutelen.
Nieuwe ontslagregels
In de nieuwe opzet van de ontslagvergoedingen krijgen zowel vaste als tijdelijke werknemers, als zij twee jaar of langer in dienst zijn geweest, bij ontslag een transitievergoeding. Voorwaarde is dat het initiatief voor ontslag bij de werkgever ligt.
De vergoeding wordt per dienstjaar opgebouwd en is in de regel een derde maandsalaris per dienstjaar en een half maandsalaris per dienstjaar dat iemand langer dan 10 jaar in dienst is. Het maximum ligt op 75 duizend euro of één jaarsalaris, als dat hoger is.
Kosten voor outplacement of scholing mogen van de ontslagvergoeding worden afgetrokken. Bij ernstige verwijtbaarheid van de werkgever kan de kantonrechter eventueel een aanvullende vergoeding toekennen.
Lees ook
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl